wintermeeting nederlands-vlaamse vereniging voor ecologie

13 en 14 december 2000, WICC Wageningen

De samenvattingen van de presentaties zijn helaas uitsluitend in MS-Word format beschikbaar. (181 kB)
De notulen van de jaarvergadering zijn al wel leesbaar.


Het programma:

Naar een duurzaam herstel van ecosystemen

In december houdt de Nederlands-Vlaamse Vereniging voor Ecologie (necov) haar tweede wintersymposium in het WICC, Lawickse Allee 11 te Wageningen. Gedurende twee dagen zullen ecologen met elkaar discussieren onder de titel: "Naar een duurzaam herstel van ecosystemen". In vier sessies zullen onderwerpen aan de orde komen over de effecten en het herstel van UV/ozon, verdroging, vermesting en toxicanten. Tijdens het symposium zal ook de ledenvergadering van de necov plaatsvinden en zullen de Dresscherprijs en de Ecologieprijs worden uitgereikt. Tevens zal er ruime gelegenheid bestaan voor deelnemers om hun eigen werk als poster te presenteren, waarbij er een prijs is voor de beste poster. De wintermeeting van de necov poogt een vaste jaarlijkse bijeenkomst te zijn, waar alle ecologen uit Nederland en Vlaanderen informeel van gedachten kunnen wisselen en nieuwe ideeën en samenwerkingen kunnen opdoen.

Het symposium begint op 13 december om 10.30 uur en zal eindigen op 14 december om 16.15 uur (zie tijdschema). Er bestaat een mogelijkheid tot overnachting in het conferentieoord. Studenten kunnen op verzoek een bewijs van deelname ontvangen voor het verkrijgen van studiepunten en alle deelnemers krijgen bij aanvang een programmaoverzicht met samenvattingen van alle bijdragen. De kosten voor het symposium bedragen f 70,- voor leden. Voor niet-leden, studenten en promovendi zijn verschillende tarieven, die op het inschrijfformulier zijn terug te vinden. Voor het diner (f35,-) en voor een overnachting (f86,-) moeten er nog bedragen worden bijgerekend.

Sessie 1: Effecten en herstel van UV/ozon

Introductie

Herstel van de Ozonlaag in de Stratosfeer: langzamer dan verwacht

Winfried W.C. Gieskes
Universiteit van Groningen, Biologisch Centrum, Postbus 14, 9750 AA Haren

In recente rapporten van de wetenschappelijke begeleidingscommissie van het Verdrag van Montreal (van 1990) wordt gesuggereerd dat het waarschijnlijk is dat de concentratie chloor- en broombevattende verbindingen die de ozonlaag in de stratosfeer aantasten pas in 2050 weer op het niveau van voor 1980 zal zijn - aannemend dat de afspraken die daar toen in Quebec werden gemaakt ook nageleefd zullen worden, wat vermoedelijk niet het geval zijn zijn. Meer vertraging bij het herstel van de ozonlaag wordt opgelopen door opwarmen van de aarde en de atmosfeer door toenemende hoeveelheden kooldioxide, waardoor de hogere stratosfeer afkoelt. Een hogere dosis UV-B-straling dan waar biota aan het aardoppervlak aan zijn aangepast zal dus nog lange tijd voor problemen zorgen.

Om die reden is onderzoek aan directe en indirecte effecten van verschuivingen in het lichtspectrum die het gevolg zijn van ozondepletie voorlopig gewenst. Het is al lang bekend dat celfuncties in microben, planten en dieren, en mede daardoor ook de interacties binnen ecosystemen, beinvloed worden door ultravioletstraling. UV is een natuurlijke stress-factor voor organismen op het land en aan de oppervlakte van de oceaan. De vroege evolutie vond honderden miljoenen jaren geleden plaats toen UV-doses veel hoger waren dan het niveau onder het meest intense "ozongat" dat tegenwoordig wordt geregistreerd, vandaar dat er een veelheid aan typen aanpassingen aan hoge UV-blootstelling is te vinden. Fotochemisch onderzoek aan de invloed van UV op abiotische componenten van het leefmilieu kreeg een stimulans door "de 3 Z's" in de jaren 70 (dus nog voor de ontdekking van het gat in de ozonlaag boven Antarctica): Zepp, Zaika en Zafiriou beschreven de invloed van foto-oxidatie op organische stoffen, op het zuurstofbudget op aarde, en op conversies van gassen in de atmosfeer. Op dit ogenblik wordt vanaf de "Polarstern" bestudeerd hoe UV in de Zuidelijke Oceaan de speciatie beinvloed van ijzer, het element dat planktongroei daar beperkt, met gevolgen voor de mariene kooldioxide-fixatie.

Ondanks de kennis van effecten van verhoogde UV-instraling is het nog moeilijk, voorspellingen te doen over gevolgen. De effectiviteit van beschermingsmechanismen kan nog niet ingeschat worden, en modellering van het niveau van schade is lastig als essentiële processen niet bekend zijn. Eén voorbeeld moge volstaan: verticale menging in de oceaan (het gevolg van wind, van getij, van dichtheidsverschillen) is bepalend voor de blootstelling van plankton aan hoeveelheid licht en UV-straling, waarbij de spectrale samenstelling van de irradiantie ook nog wisselt met de diepte....... maar de snelheid van "vertical mixing" is in bijna geen enkel gebied van de oceaan bekend. Niettemin ligt er momenteel een vraag om modellering van de atmosfeer gekoppeld aan UV-effectmodellen, geformuleerd door het "NOP", het Nationaal Programma Mondiale Luchtverontreiniging en Klimaatverandering. De vraag is ingegeven door publicaties over de rol die het "broeikas-effect" heeft in de recente depletie van stratosferisch ozon boven de Noordpool: een Arctisch ozongat is er nu ook!

Jelte Rozema (VU) Afbraak van de ozonlaag: gevolgen van verhoogde UV-B straling voor de terrestrische biota.
Ellen van Donk (NIOO-CL) Fytoplankton in arctische meren op Spitsbergen met verschillen in gevoeligheid voor natuurlijke UV straling
Peter Boele (RUG) Accumulatie en reparatie van door UV-B straling geïnduceerde DNA schade in bacterio- en fytoplankton.
Gerhard Herndl (NIOZ) UV radiation and the aquatic microbial food web

Sessie 2: Effecten en herstel van vermesting.

Introductie

Verhoogde nutriëntentoevoer naar ecosystemen: achtergrond, effecten en herstel

Jos T.A. Verhoeven
Landschapsecologie, Universiteit van Utrecht, Postbus 800.84, 3508 TB Utrecht

Gedurende de afgelopen 50 jaar hebben de meeste ecosystemen in Nederland blootgestaan aan veelal sterk verhoogde nutriënteninputs. In terrestrische systemen is vooral sprake van extra inputs van stikstof via atmosferische depositie, terwijl in aquatische systemen zowel stikstof- als fosfaatverrijking is opgetreden. Daar in de meeste ecosystemen deze beide elementen een belangrijke groeilimiterende rol kunnen spelen zijn de effecten van de verhoogde toevoer vaak drastisch geweest. Ondiepe meren zijn veranderd van heldere, waterplant-gedomineerde, soortenrijke systemen in troebele wateren met blauwwierdominantie. Graslanden en veenmoerassen zijn soortenarmer geworden door de hogere biomassaproductie als gevolg van stikstofverrijking. In bossen is de nutriëntenkringloop vanwege de hoge interceptie van stikstof uit de atmosfeer sterk versneld.

Deze veranderingen zijn door ecologen in Nederland diepgaand onderzocht, mede met het oog op mogelijke maatregelen om negatieve effecten op waterkwaliteit en biodiversiteit af te zwakken. Dit onderzoek heeft belangrijke nieuwe inzichten opgeleverd over de rol van stikstof en fosfor als beperkende factoren voor biologische activiteit en over de het belang van interacties tussen functionele groepen in het ecosysteem. In deze sessie zullen dergelijke inzichten worden gepresenteerd voor een aantal verschillende typen ecosystemen.

Programma

Marie-Louise Meijer (RIZA) Eutrofiëring van ondiepe meren: effecten en herstel.
Albert Tietema (UvA) en Dries Boxman (KUN) Sikstofverzadiging in bossen: oorzaak, gevolg en herstel.
Sabine Güsewell (UU/ETH, Zürich) Nitrogen versus phosphorus enrichment in wetlands
Wim Braakhekke (WUR) Nutrientenbalans en soortenrijkdom in graslanden.

Sessie 3: Effecten en herstel van verdroging

Introductie

Verdroging en herstel van natuur

Martin de Haan
Kiwa Onderzoek &Advies, Postbus 1072, 3430 BB Nieuwegein

Natuurbeheerders en inrichters van de groene ruimte staan voor een grote uitdaging waar het gaat om herstel van verdroogde ecosystemen.

Een groot deel van de botanische soortenrijkdom in Nederland en Vlaanderen is te vinden in natte en vochtige ecosystemen. Mede door verdroging is gedurende de laatste decennia een sterke achteruitgang opgetreden in zowel de omvang als de kwalteit van dit type ecosystemen.

Er is reeds veel onderzoek verricht naar de oorzaken en gevolgen van verdroging. Hiermee is de verdrogingsproblematiek echter nog niet opgelost en lopen we ver achter op onze beleidsdoelstellingen. Deze achterstand is, naast maatschappelijke factoren, het gevolg van openstaande vragen over kansen en randvoorwaarden van herstelmaatregelen. Welke combinatie van herstelmaatregelen is nodig voor succesvol herstel? Wat zijn lokale en regionale factoren die herstel in de weg staan?

In het thema "verdroging en herstel van natuur" wordt ingegaan op bovenstaande vragen. Na een overzicht van de verdrogingsproblematiek zal worden ingezoomd op onderzoek naar mogelijkheden en randvoorwaarden voor herstel van verdroogde ecosystemen. De slotdiscussie zal zich richten op de vraag welke informatie de natuurbeheerder nog mist voor een adequate aanpak van verdroogde natuur.

Programma

Remco van Ek (RIZA) & Koen Martens (AMINAL) Verdroging in Nederland en Vlaanderen. Wat doet de overheid?
Willy Huybrechts (Instituut voor Natuurbehoud) Verdrogingsbestrijding in integrale valleiprojecten
Mark Jalink (Kiwa O&A) Van kennis van hydro-ecologische systemen naar randvoorwaarden voor herstel
Renée Bekker (RUG) Effectieve bestrijding van verdroging leidt tot herstel van standplaatsen, echter ook tot (her)vestiging van plantensoorten?

Sessie 4: Effecten en herstel van toxicanten

Introductie

Colin Janssen
Rijksuniversiteit van Gent, J. Plateaustraat 22, B900 Gent, België

Alhoewel ecotoxicologisch onderzoek gedefiniëerd wordt als de geïntegreerde studie van het gedrag en effecten van chemische stoffen in ecosystemen, is een belangrijk deel van dit onderzoek enkel gericht op het uitvoeren van routinematige biotesten voor de bepaling van de giftigheid van chemische stoffen en afvalwaters. Ondanks de nood aan dit type toxicologische informatie is de ecologische dimensie van het ecotoxicologisch onderzoek gering tot onbestaand. De erkenning van deze tekortkomingen maakt dat er een, ook bij overheids- en beleidsinstanties, groeiende belangstelling is in de (fundamenteel) ecologische onderbouwing van ecotoxicologisch onderzoek en de daaruit afgeleide milieucriteria. In deze sessie zal een beknopt overzicht gegeven worden van de onderzoeksnoden en hoe ecologische en ecotoxicologische technieken kunnen aangewend worden bij ecologische risico-evaluaties en normstelling.

Programma

Theo Brock (WUR) Ecotoxicologie van ecosystemen: het integreren van structuur en functie / Community ecotoxicology: linking ecosystems structure and function
Rony Blust en L. Bervoets (Univ. Antwerpen) Het modelleren van bioaccumulatie voor saneringsdoeleinden / Bioaccumulation modelling for environmental restoration purposes
Han van der Geest (UvA) Insekten in vervuilde rivieren: een experimentele analyse / Insects in polluted rivers: an experimental analysis
C. Janssen (RuGent) Ecologische versus fysiologische risicoanalyse van metalen: meer nadruk op ECO in ecotoxicologie / Ecological versus regulatory risk assessment of metals: increasing the ECO in ecotoxicology

Tijdsindeling programma

Woensdag 13 december 2000
10.00-10.30 uur Inschrijven, Koffie
10.30-12.30 uur Sessie 1: effecten en herstel van UV/ozon (vz. Winfried Gieskes)
12.30-14.00 uur Lunch
14.00-16.00 uur Sessie 2: effecten en herstel van vermesting (vz. Jos Verhoeven)
16.00-16.30 uur Thee
16.30-19.00 uur Posters en Receptie
19.00 uur Diner
21.00 uur Avondprogramma: verhalen met lichtbeelden
Donderdag 14 december 2000
09.00-11.00 uur Sessie 3: effecten en herstel van verdroging (vz. Martin de Haan)
11.00-11.30 uur Koffie
11.30-12.30 uur Jaarvergadering necov
12.30-14.00 uur Sessie 4: effecten en herstel van toxicanten (vz. Colin Janssen)
16.00-16.15 uur Afsluiting door de voorzitter van de necov
16.15 uur Thee