Huidige pagina: Wintersymposium 2000 |
Het programma:
Het symposium begint op 13 december om 10.30 uur en zal eindigen op 14 december om 16.15 uur (zie tijdschema). Er bestaat een mogelijkheid tot overnachting in het conferentieoord. Studenten kunnen op verzoek een bewijs van deelname ontvangen voor het verkrijgen van studiepunten en alle deelnemers krijgen bij aanvang een programmaoverzicht met samenvattingen van alle bijdragen. De kosten voor het symposium bedragen f 70,- voor leden. Voor niet-leden, studenten en promovendi zijn verschillende tarieven, die op het inschrijfformulier zijn terug te vinden. Voor het diner (f35,-) en voor een overnachting (f86,-) moeten er nog bedragen worden bijgerekend.
In recente rapporten van de wetenschappelijke begeleidingscommissie van het Verdrag van Montreal (van 1990) wordt gesuggereerd dat het waarschijnlijk is dat de concentratie chloor- en broombevattende verbindingen die de ozonlaag in de stratosfeer aantasten pas in 2050 weer op het niveau van voor 1980 zal zijn - aannemend dat de afspraken die daar toen in Quebec werden gemaakt ook nageleefd zullen worden, wat vermoedelijk niet het geval zijn zijn. Meer vertraging bij het herstel van de ozonlaag wordt opgelopen door opwarmen van de aarde en de atmosfeer door toenemende hoeveelheden kooldioxide, waardoor de hogere stratosfeer afkoelt. Een hogere dosis UV-B-straling dan waar biota aan het aardoppervlak aan zijn aangepast zal dus nog lange tijd voor problemen zorgen.
Om die reden is onderzoek aan directe en indirecte effecten van verschuivingen in het lichtspectrum die het gevolg zijn van ozondepletie voorlopig gewenst. Het is al lang bekend dat celfuncties in microben, planten en dieren, en mede daardoor ook de interacties binnen ecosystemen, beinvloed worden door ultravioletstraling. UV is een natuurlijke stress-factor voor organismen op het land en aan de oppervlakte van de oceaan. De vroege evolutie vond honderden miljoenen jaren geleden plaats toen UV-doses veel hoger waren dan het niveau onder het meest intense "ozongat" dat tegenwoordig wordt geregistreerd, vandaar dat er een veelheid aan typen aanpassingen aan hoge UV-blootstelling is te vinden. Fotochemisch onderzoek aan de invloed van UV op abiotische componenten van het leefmilieu kreeg een stimulans door "de 3 Z's" in de jaren 70 (dus nog voor de ontdekking van het gat in de ozonlaag boven Antarctica): Zepp, Zaika en Zafiriou beschreven de invloed van foto-oxidatie op organische stoffen, op het zuurstofbudget op aarde, en op conversies van gassen in de atmosfeer. Op dit ogenblik wordt vanaf de "Polarstern" bestudeerd hoe UV in de Zuidelijke Oceaan de speciatie beinvloed van ijzer, het element dat planktongroei daar beperkt, met gevolgen voor de mariene kooldioxide-fixatie.
Ondanks de kennis van effecten van verhoogde UV-instraling is het nog moeilijk, voorspellingen te doen over gevolgen. De effectiviteit van beschermingsmechanismen kan nog niet ingeschat worden, en modellering van het niveau van schade is lastig als essentiële processen niet bekend zijn. Eén voorbeeld moge volstaan: verticale menging in de oceaan (het gevolg van wind, van getij, van dichtheidsverschillen) is bepalend voor de blootstelling van plankton aan hoeveelheid licht en UV-straling, waarbij de spectrale samenstelling van de irradiantie ook nog wisselt met de diepte....... maar de snelheid van "vertical mixing" is in bijna geen enkel gebied van de oceaan bekend. Niettemin ligt er momenteel een vraag om modellering van de atmosfeer gekoppeld aan UV-effectmodellen, geformuleerd door het "NOP", het Nationaal Programma Mondiale Luchtverontreiniging en Klimaatverandering. De vraag is ingegeven door publicaties over de rol die het "broeikas-effect" heeft in de recente depletie van stratosferisch ozon boven de Noordpool: een Arctisch ozongat is er nu ook!
Jelte Rozema (VU) Afbraak van de ozonlaag: gevolgen van verhoogde UV-B straling voor de terrestrische biota.Gedurende de afgelopen 50 jaar hebben de meeste ecosystemen in Nederland blootgestaan aan veelal sterk verhoogde nutriënteninputs. In terrestrische systemen is vooral sprake van extra inputs van stikstof via atmosferische depositie, terwijl in aquatische systemen zowel stikstof- als fosfaatverrijking is opgetreden. Daar in de meeste ecosystemen deze beide elementen een belangrijke groeilimiterende rol kunnen spelen zijn de effecten van de verhoogde toevoer vaak drastisch geweest. Ondiepe meren zijn veranderd van heldere, waterplant-gedomineerde, soortenrijke systemen in troebele wateren met blauwwierdominantie. Graslanden en veenmoerassen zijn soortenarmer geworden door de hogere biomassaproductie als gevolg van stikstofverrijking. In bossen is de nutriëntenkringloop vanwege de hoge interceptie van stikstof uit de atmosfeer sterk versneld.
Deze veranderingen zijn door ecologen in Nederland diepgaand onderzocht, mede met het oog op mogelijke maatregelen om negatieve effecten op waterkwaliteit en biodiversiteit af te zwakken. Dit onderzoek heeft belangrijke nieuwe inzichten opgeleverd over de rol van stikstof en fosfor als beperkende factoren voor biologische activiteit en over de het belang van interacties tussen functionele groepen in het ecosysteem. In deze sessie zullen dergelijke inzichten worden gepresenteerd voor een aantal verschillende typen ecosystemen.
Natuurbeheerders en inrichters van de groene ruimte staan voor een grote uitdaging waar het gaat om herstel van verdroogde ecosystemen.
Een groot deel van de botanische soortenrijkdom in Nederland en Vlaanderen is te vinden in natte en vochtige ecosystemen. Mede door verdroging is gedurende de laatste decennia een sterke achteruitgang opgetreden in zowel de omvang als de kwalteit van dit type ecosystemen.
Er is reeds veel onderzoek verricht naar de oorzaken en gevolgen van verdroging. Hiermee is de verdrogingsproblematiek echter nog niet opgelost en lopen we ver achter op onze beleidsdoelstellingen. Deze achterstand is, naast maatschappelijke factoren, het gevolg van openstaande vragen over kansen en randvoorwaarden van herstelmaatregelen. Welke combinatie van herstelmaatregelen is nodig voor succesvol herstel? Wat zijn lokale en regionale factoren die herstel in de weg staan?
In het thema "verdroging en herstel van natuur" wordt ingegaan op bovenstaande vragen. Na een overzicht van de verdrogingsproblematiek zal worden ingezoomd op onderzoek naar mogelijkheden en randvoorwaarden voor herstel van verdroogde ecosystemen. De slotdiscussie zal zich richten op de vraag welke informatie de natuurbeheerder nog mist voor een adequate aanpak van verdroogde natuur.
Remco van Ek (RIZA) & Koen Martens (AMINAL) Verdroging in Nederland en Vlaanderen. Wat doet de overheid?
Willy Huybrechts (Instituut voor Natuurbehoud) Verdrogingsbestrijding in integrale valleiprojecten
Mark Jalink (Kiwa O&A) Van kennis van hydro-ecologische systemen naar randvoorwaarden voor herstel
Renée Bekker (RUG) Effectieve bestrijding van verdroging leidt tot herstel van standplaatsen, echter ook tot (her)vestiging van plantensoorten?
Alhoewel ecotoxicologisch onderzoek gedefiniëerd wordt als de geïntegreerde studie van het gedrag en effecten van chemische stoffen in ecosystemen, is een belangrijk deel van dit onderzoek enkel gericht op het uitvoeren van routinematige biotesten voor de bepaling van de giftigheid van chemische stoffen en afvalwaters. Ondanks de nood aan dit type toxicologische informatie is de ecologische dimensie van het ecotoxicologisch onderzoek gering tot onbestaand. De erkenning van deze tekortkomingen maakt dat er een, ook bij overheids- en beleidsinstanties, groeiende belangstelling is in de (fundamenteel) ecologische onderbouwing van ecotoxicologisch onderzoek en de daaruit afgeleide milieucriteria. In deze sessie zal een beknopt overzicht gegeven worden van de onderzoeksnoden en hoe ecologische en ecotoxicologische technieken kunnen aangewend worden bij ecologische risico-evaluaties en normstelling.
Woensdag 13 december 2000 | |
10.00-10.30 uur | Inschrijven, Koffie |
10.30-12.30 uur | Sessie 1: effecten en herstel van UV/ozon (vz. Winfried Gieskes) |
12.30-14.00 uur | Lunch |
14.00-16.00 uur | Sessie 2: effecten en herstel van vermesting (vz. Jos Verhoeven) |
16.00-16.30 uur | Thee |
16.30-19.00 uur | Posters en Receptie |
19.00 uur | Diner |
21.00 uur | Avondprogramma: verhalen met lichtbeelden |
Donderdag 14 december 2000 | |
09.00-11.00 uur | Sessie 3: effecten en herstel van verdroging (vz. Martin de Haan) |
11.00-11.30 uur | Koffie |
11.30-12.30 uur | Jaarvergadering necov |
12.30-14.00 uur | Sessie 4: effecten en herstel van toxicanten (vz. Colin Janssen) |
16.00-16.15 uur | Afsluiting door de voorzitter van de necov |
16.15 uur | Thee |